Vaak zeggen mensen dat ze iets pas geloven als ze het zelf zien. Maar dat betekent niet dat alles wat je ziet, echt is! Probeer maar eens naar het begin van een regenboog te lopen...
Met de volgende experimentjes laat je zien dat je behalve je ogen ook je gevoel, je oren, je neus en je mond niet altijd moet vertrouwen.
Experiment 1: je ogen
Dit heb je nodig:
- groot drinkglas
- water
- potlood
Dit moet je doen:
Vul het glas voor de helft met water en zet het potlood erin. Kijk van verschillende kanten naar het potlood. Ziet het er altijd hetzelfde uit?
Experiment 2: je gevoel
Dit heb je nodig:
- passer, punttang of twee scherpe potloden
- een proefpersoon
- een blinddoek
|
niet te hard prikken! |
Dit moet je doen:
Stap 1:
Doe de blinddoek om bij je proefpersoon en controleer of deze goed zit. Laat de proefpersoon zijn hand op tafel leggen, met de handpalm omhoog. Je gaat zachtjes in zijn vingers en hand prikken: soms met de punten dicht bij elkaar, soms wat verder uit elkaar en telkens op een andere plek. Vraag aan je proefpersoon of je prikt met twee of met één punt. Heeft je proefpersoon het altijd goed?
Stap 2:
Je proefpersoon mag de blinddoek afdoen, maar je gaat nu prikken in zijn of haar blote rug. Net als op de hand prik je telkens met twee punten, soms dicht bij elkaar, soms verder uit elkaar, maar telkens op een andere plek. Kan je proefpersoon het nog steeds even goed raden?
Experiment 3: je mond en neus
Dit heb je nodig:
- verschillende soorten limonade (zonder prik)
- appelsap
- melk
- water
- een proefpersoon
- een blinddoek
Dit moet je doen:
Doe de blinddoek om bij je proefpersoon en controleer of deze goed zit. Laat de proefpersoon zijn neus dichtknijpen zo lang het experiment duurt. Laat de proefpersoon proeven van alle drankjes en raden wat het is. Kan je proefpersoon alles raden?
Experiment 4: je oren
Dit heb je nodig:
- een proefpersoon
- een kookwekker
Dit moet je doen:
Je proefpersoon gaat de kookwekker zoeken met één vinger in zijn oor.
Laat de proefpersoon buiten de kamer wachten en zoek een goede verstopplek voor de kookwekker. Zet de kookwekker op drie minuten en zorg dat je proefpersoon hem niet meteen kan zien. Laat je proefpersoon één vinger in een oor steken voordat hij binnenkomt. Kan hij de kookwekker vinden voordat die af gaat?
De uitleg:
1: Licht gaat net iets langzamer door water en glas dan door lucht. Daardoor komt het er niet helemaal recht uit en lijkt het alsof het potlood gebroken is door het water en dikker door het bolle glas. Je kunt je ogen dus niet altijd vertrouwen!
2: Je voelt aanraking op je huid doordat zenuwen signalen aan je hersenen sturen. In je vingertoppen zitten meer zenuw-uiteinden bij elkaar dan in je handpalm en op je rug zitten ze soms wel vier centimeter uit elkaar! Daarom denkt je proefpersoon soms dat je maar met één punt prikt. Je kunt je gevoel dus niet altijd vertrouwen!
3: De smaakpapillen op je tong vertellen je hersenen alleen de smaken zoet, zuur, zout en bitter (wetenschappers hebben inmiddels ook papillen gevonden voor de smaken 'hartig' en 'metaal-achtig'!), de aroma's die een smaak compleet maken, komen vooral binnen door je neus. Als je die niet gebruikt, proef je dus veel minder. Je kunt zelfs je smaak niet vertrouwen!
4: Met twee oren hoor je in 'stereo' (van twee kanten). Je hersenen krijgen dan genoeg signalen binnen om te bepalen waar een geluid vandaan komt. Met één oor krijgen je hersenen te weinig informatie. Daarom kan een proefpersoon vlak bij een kookwekker staan en toch in de verkeerde richting zoeken. Je gelooft je oren niet!