maandag 29 oktober 2012

Experiment: kweekjes maken!

In de herfst vind je overal bladeren op de grond, het is vochtig en koud. Ideale omstandigheden voor paddestoelen!

Paddestoelen zijn eigenlijk vruchten van schimmel. De schimmel verspreid zich met draden onder de grond en leeft van stoffen die van dode of zieke planten en dieren komen. De paddestoelen ruimen op die manier een hoop op!

Paddestoelen verspreiden zich met sporen. Dat zijn een soort zaadjes die gevormd worden tussen de plaatjes, die onder de hoed van de paddestoel zitten. Met de experimentjes hieronder ga je zelf kweekjes maken!

Dit heb je nodig:
  • paddestoel
  • mesje
  • volwassene
  • papier
  • groot glas of een droge, schone pot
Dit moet je doen:
Stap 1:
Zoek op een droge, zonnige dag een goede paddestoel. Eén met plaatjes aan de onderkant. Draag bij het plukken handschoenen of was je handen meteen, want sommige paddestoelen kunnen giftig zijn! Laat een volwassene de hoed van de steel snijden met het mesje.
Stap 2:
Leg de afgesneden hoed met de plaatjes naar beneden op het papier en zet het glas of de pot er overheen. Dan droogt de paddestoel niet uit. Laat dit een paar dagen staan.
Stap 3:
Haal je glas van de paddestoel af en til voorzichtig de hoed op. Als het goed is zie je de sporen op het papier liggen, precies op de plaats waar ze in de plaatjes zaten.

De sporen zou je kunnen gebruiken om je eigen paddestoelen te kweken. Daarvoor heb je dan substraat nodig, een mengsel van voedingsstoffen waarop de paddestoel kan groeien. Je zou het zelf kunnen maken van rottend stro, maar je kunt het ook vinden op internet of bij een champignonkweker. Wist je dat champignons 200 jaar geleden gekweekt werden op paardenmest?

Een paddestoel is de vrucht van een schimmel. Die schimmels zijn bijna overal! Ze hebben alleen de goede omstandigheden nodig om te kunnen groeien....

Dit heb je nodig:

  • brood, aardappels, koffiedik of koffiepads, theezakjes, fruit, bladeren, yoghurt, kaas
  • plantenspuit met water
  • plasticfolie
  • verschillende schaaltjes of bakjes
  • vergrootglas (optie)
Dit moet je doen:
Stap 1:
Doe in ieder schaaltje één soort voeding. Laat de schaaltjes één uur staan en besproei ze licht met de plantenspuit. Doe er dan plasticfolie overheen.

Stap 2:
Observeer de schaaltjes en let op wat voor soort haren erop komen.

Dit gebeurt er:
De haren zijn eigenlijk sporendragers, net als de paddestoelen. Met een vergrootglas kun je de verschillende vormen zien. De sporen zijn heel licht en verspreiden zich net als stofdeeltjes door de lucht. Op die manier verspreiden schimmels en paddestoelen zich gemakkelijk overal naartoe.

Extra:
Maakt het verschil of je kweekjes in het licht of in het donker staan?
Maakt het verschil of je kweekjes boven de verwarming of in de schuur staan?
Welk kweekje groeit het snelst?

Een microbiologische computer?

Wetenschappers zijn weer een stapje dichterbij biologische computers gekomen! Door de ontdekking van 'stroomdraad-bacteriën' in Aarhus, Denemarken. Dat is niet de echte naam, want die moeten ze nog verzinnen. De bacteriën werken wel als een soort stroomdraad: ze groeien in kleine draadjes van een paar centimeter en ze hebben net als echte stroomdraad een isolerend laagje.
De bacteriën in de modder. De elektronen gaan door de buisjes net onder het buitenste laagje: de rode puntjes geven de buisjes aan.
Wat is nou het nut van de stroom die ze maken? Wetenschappers hebben het antwoord: de bacterie is van de soort Desulfobulbus en leeft van zuurstof en waterstofsulfide. Op de zeebodem vinden ze genoeg waterstofsulfide, maar weinig zuurstof. In ondiep water is het net andersom. Daarom vormen de bacteriën lange kettingen om elektronen van de bodem naar boven te brengen. Eigenlijk is er één kant van de ketting die 'ademt' en één kant die voedsel verzamelt. Zo kan de hele kabel blijven leven.

Eerder dit jaar hebben wetenschappers bacteriën ingezet om kleine magneetjes te maken, die kunnen werken als een harde schijf in een computer. Ook zijn er bacteriën 'geprogrammeerd' om nulletjes en ééntjes te zijn, net als de bits in computertaal. Door het DNA van de de bacterie aan te passen, kunnen wetenschappers een bacterie groen of rood licht laten geven.

Al dat programmeren van levende dingen is best moeilijk: wetenschappers moeten dan eerst een stukje DNA in een virus stoppen. Op dat stukje DNA staat de informatie die ze aan de bacterie willen geven, maar ook hoe die informatie gelezen moet worden.
Er zit wel toekomst in het programmeren van bacteriën! Als je daar iets mee zou willen doen, ga je dan microbiologie of informatica studeren?


maandag 22 oktober 2012

Herfstexperiment: bouw zelf een weerstation

In dit experiment ga je twee verschillende soorten wetenschap gebruiken: biologie (de studie van levende dingen) en meteorologie (de studie van het weer).

Op dit moment schijnt de zon niet meer zo fel, de bladeren verkleuren en vallen van de bomen en er komt regen, heel veel regen. Het begin van deze herfst is nog vrij warm en droog, maar je wil natuurlijk weten wanneer er regen komt, zodat je op tijd je paraplu of regenjas mee kunt nemen. Om dat te voorspellen hoef je alleen even naar het bos te gaan.

Dit heb je nodig:

  • Dennenappels


Dit moet je doen:
Stap 1:
Zet of leg je dennenappels buiten op een plankje waar je ze kunt zien. Je kunt ze ook ophangen aan een draadje voor het raam, vastplakken met kneedgum of vastspijkeren. Dan waaien ze niet weg.

Stap 2:
Hou je dennenappels in de gaten. Zijn de schubben dicht, dan heb je binnenkort je regenjas of paraplu nodig. Zijn ze open? Dan kun je ervan uitgaan dat het droog blijft!


Zo werkt het:
Dennenappels zijn de vruchten van, je raadt het al, dennebomen. Daarin zitten de zaden van de boom en die moeten zover mogelijk verspreid worden. De dennenappel is zo geëvolueerd dat hij rekening houdt met het weer. Op een natte dag kunnen de zaden niet zo ver komen en dan zouden de nieuwe boompjes in de schaduw van de grote boom staan. Daarom blijven de schubben dicht als er regen komt. Op een droge dag kunnen de zaden verder komen, dus gaan de schubben open.


maandag 15 oktober 2012

Experiment: Alle kleuren van een blad

Vraag: Waarom veranderen bladeren van kleur in de herfst?

Antwoord: Omdat er minder licht op schijnt.

Je weet misschien dat er bladgroen in bladeren zit. Dat zorgt ervoor dat de boom suiker kan maken met zonlicht en CO2 (koolstofdioxide). Het bladgroen verdwijnt uit het blad als er minder zonlicht is. Als er alleen maar bladgroen in bladeren zou zitten, zou je verwachten dat ze in de herfst en winter doorzichtig worden. Waarom krijgen ze dan andere kleuren als er minder licht op schijnt? Er moeten dus al andere kleuren in die bladeren zitten. Met het experiment hieronder ga je uitvinden welke kleuren dat zijn.

Dit heb je nodig:

  • een pan
  • heet water (uit de kraan)
  • potjes met deksel
  • bladeren (van verschillende bomen of planten)
  • alcohol
  • koffiefilters (wit)
Dit moet je doen:
Stap 1:
Knip of scheur de blaadjes in kleine stukjes. Hoe kleiner, hoe beter. Doe de snippers van twee grote bladeren (of even veel van kleine blaadjes) in één potje. Gebruik de blaadjes van één plant per potje.
Giet alcohol in de potjes met bladsnippers. Doe er net genoeg in, zodat ze helemaal onder staan. Leg op ieder potje een dekseltje, je hoeft ze niet aan te draaien.

Stap 2:
Doe een paar centimeter heet water uit de kraan in de pan en zet de potjes erin. Schud regelmatig een beetje met de potjes of roer erin, zodat de kleurstoffen goed oplossen in de alcohol. Als het water afkoelt, ververs je het met heet water. Hoe donkerder de alcohol wordt, hoe beter je experiment zal gaan!

Stap 3:
Haal de potjes uit de pan en zet ze op een plaats waar je ze goed kunt observeren. Knip of scheur lange stroken van de koffiefilters en hang deze met één kant in de alcohol-oplossing en met de andere kant over de rand van het potje. Laat ze staan tot de kleuren goed gescheiden zijn.

Zo werkt het:
De techniek van dit experiment is 'chromatografie'.  Daarmee kun je uitzoeken welke stoffen in een mengsel zitten, doordat sommige stoffen grote moleculen hebben en andere juist kleine moleculen (moleculen zijn de kleinste deeltjes van een stof). De alcohol maakt de cellen van de blaadjes kapot, zodat de kleurstof eruit kan. De verschillende kleurstoffen in het blad zijn: chlorofyl (bladgroen), anthocyaan (rood), carotenoïde (geel) en tannine (bruin). Een blad heeft de kleur van de stof die er het meest inzit, of een combinatie daarvan.

Op je filterpapier zie je vlekken van de kleurstoffen. Hoe donkerder of feller de vlek, des te meer kleurstof zit erin. De bovenste kleur heeft de kleinste moleculen, die gemakkelijk door het filterpapier omhoog trekken en de onderste heeft grote, zware moleculen.

Extra tips:
Probeer het ook eens met spinazie (vers of diepvries)!
Bewaar je chromatogram (filterpapier) en droog het. Je kunt het dan vergelijken met lentebladeren en zomerbladeren om het verschil te onderzoeken!