Antwoord: Omdat er minder licht op schijnt.
Je weet misschien dat er bladgroen in bladeren zit. Dat zorgt ervoor dat de boom suiker kan maken met zonlicht en CO2 (koolstofdioxide). Het bladgroen verdwijnt uit het blad als er minder zonlicht is. Als er alleen maar bladgroen in bladeren zou zitten, zou je verwachten dat ze in de herfst en winter doorzichtig worden. Waarom krijgen ze dan andere kleuren als er minder licht op schijnt? Er moeten dus al andere kleuren in die bladeren zitten. Met het experiment hieronder ga je uitvinden welke kleuren dat zijn.
Dit heb je nodig:
- een pan
- heet water (uit de kraan)
- potjes met deksel
- bladeren (van verschillende bomen of planten)
- alcohol
- koffiefilters (wit)
Dit moet je doen:
Stap 1:
Knip of scheur de blaadjes in kleine stukjes. Hoe kleiner, hoe beter. Doe de snippers van twee grote bladeren (of even veel van kleine blaadjes) in één potje. Gebruik de blaadjes van één plant per potje.
Giet alcohol in de potjes met bladsnippers. Doe er net genoeg in, zodat ze helemaal onder staan. Leg op ieder potje een dekseltje, je hoeft ze niet aan te draaien.
Stap 2:
Doe een paar centimeter heet water uit de kraan in de pan en zet de potjes erin. Schud regelmatig een beetje met de potjes of roer erin, zodat de kleurstoffen goed oplossen in de alcohol. Als het water afkoelt, ververs je het met heet water. Hoe donkerder de alcohol wordt, hoe beter je experiment zal gaan!
Stap 3:
Haal de potjes uit de pan en zet ze op een plaats waar je ze goed kunt observeren. Knip of scheur lange stroken van de koffiefilters en hang deze met één kant in de alcohol-oplossing en met de andere kant over de rand van het potje. Laat ze staan tot de kleuren goed gescheiden zijn.
Zo werkt het:
De techniek van dit experiment is 'chromatografie'. Daarmee kun je uitzoeken welke stoffen in een mengsel zitten, doordat sommige stoffen grote moleculen hebben en andere juist kleine moleculen (moleculen zijn de kleinste deeltjes van een stof). De alcohol maakt de cellen van de blaadjes kapot, zodat de kleurstof eruit kan. De verschillende kleurstoffen in het blad zijn: chlorofyl (bladgroen), anthocyaan (rood), carotenoïde (geel) en tannine (bruin). Een blad heeft de kleur van de stof die er het meest inzit, of een combinatie daarvan.
Op je filterpapier zie je vlekken van de kleurstoffen. Hoe donkerder of feller de vlek, des te meer kleurstof zit erin. De bovenste kleur heeft de kleinste moleculen, die gemakkelijk door het filterpapier omhoog trekken en de onderste heeft grote, zware moleculen.
Extra tips:
Probeer het ook eens met spinazie (vers of diepvries)!
Bewaar je chromatogram (filterpapier) en droog het. Je kunt het dan vergelijken met lentebladeren en zomerbladeren om het verschil te onderzoeken!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten